110. Goudveil, bescheiden maar kieskeurig
Mijn vorige woonplaats was Ulestraten in Zuid-Limburg. Een leuk dorp met een mooie en gevarieerde natuur door de beboste hellingen en de beken. Uit dat dorp kreeg ik het verzoek om eens te schrijven over goudveil, een mooi klein plantje. Of beter het zijn twéé mooie kleine plantjes, want in Ulestraten vind je paarbladig én verspreidbladig goudveil! Meer wilde soorten goudveil groeien er trouwens niet in ons land en ook niet in de wijde omgeving.
De goudveil bloemetjes zelf zijn heel klein, maar met de onderliggende blaadjes is het heel mooi
De namen rond goudveil
Goudveil hoort bij steenbreek familie. Onze twee soorten goudveil zitten in het geslacht Chrysosplenium met de namen alternifolium en oppositifolium. De vier steenbreek soorten die we hier hebben zitten in het geslacht Saxifraga. De goudveil soorten lijken op het eerste gezicht volstrekt niet op de steenbreek soorten, maar samen zitten ze dus in de familie Saxifragaceae.
Het eerste stuk van de naam Chrysosplenium betekent in het Grieks 'goud' en het tweede deel betekent 'milt'. In het Duits is de naam ook 'Milzkraut' wat 'miltkruid' betekent en die naam verwijst dan weer naar de gelijkenis van vorm van de blaadjes met de vorm van ons orgaan de milt. Dan kun je verwachten dat de plant ooit gebruikt werd bij problemen met de milt. Maar nee, Dodoens onze Middeleeuwse kruidenspecialist, zegt dat goudveil nergens voor gebruikt wordt, want dat nog niemand de plant onderzocht heeft. Overigens Dodoens noemt de plant 'Gulde steenbreek' dus hij zag wel dat er overeenkomsten waren met steenbreek! Heel knap.
Onze Nederlandse naam goudveil komt waarschijnlijk van de naam 'Goldveilchen' die regionaal in Duitsland wordt gebruikt en die betekent letterlijk 'goudviooltje'. 'Veilchen' is de gebruikelijke naam voor bosviooltjes in het Duits en komt van het Griekse 'viola' wat welriekend zou betekenen. Ik heb maar niet meer opgezocht hoe de relatie tussen de planten 'viooltjes' en muziekinstrumenten 'violen' in elkaar zit. Dit was al voldoende ingewikkeld.
Goudveil in het bos
Een 'matje' van goudveil langs een beek in Ulestraten
Beide soorten goudveil groeien in het bos. Allebei zijn het heel bescheiden plantjes, ze worden niet hoger dan 10-15 cm. Het zijn vaste planten die zich ondergronds kunnen verspreiden dus als het een beetje meezit kunnen ze een fraai tapijtje vormen. De gele bloemen zijn ongeveer een halve centimeter en lijken met twee of drie en soms vier op een 'schaaltje' van licht groene blaadjes te liggen. De lager langs de stengel staande blaadjes zijn wat donkerder groen. Allemaal niet spectaculair maar doordat planten vaak een tapijtje vormen, valt het toch nog op. Vliegen schijnen de voornaamste bestuivers te zijn.
Als de zaden rijp zijn, is er nog een heel speciaal systeem om ze te verspreiden. De zaden liggen dan los in een klein bekertje boven op de plant. De bedoeling is dat een flinke regendruppel die zaadjes eruit gooit en dan maar hopen dat die op een geschikte plaats terecht komen. Deze methode om zaden te verspreiden ken ik eigenlijk alleen maar van een heel klein paddenstoeltje, het nestzwammetje. Als het nestzwammetje rijpe sporen heeft, liggen die ook heel uitnodigend in een kommetje te wachten tot een regendruppel ze de wijde wereld in stuurt.
Goudveil is een heel bescheiden plantje in het bos. Maar goudveil is wel kieskeurig: het plantje heeft hele duidelijke voorkeuren voor de standplaats. Goudveil wil vruchtbare grond, die grond moet altijd vochtig zijn en dus niet pal in de zon. We vinden goudveil dus vooral in het hellingbos aan de oever van een beekje. Op meer horizontale stukken zou goudveil waarschijnlijk ook wel willen groeien, maar als die grond echt vruchtbaar is, werkt de boer daar! Het gevolg is dat goudveil in West-Europa alleen te vinden is op plaatsen waar de boer niet uit de voeten kan. Maar voor de wandelaar is er het voordeel dat hij aan het goudveil kan zien dat het beekwater schoon is. De zaden van goudveil liggen te wachten op een regendruppel die ze wegslingert
Voor zover mij bekend hebben paarbladig en verspreidbladig goudveil onder normale omstandigheden hetzelfde biotoop. Maar het zou kunnen zijn dat niet altijd duidelijk is welke soort men gezien heeft. Het viel mij op dat dit verschil op foto's praktisch nooit te zien is, terwijl het theoretisch heel duidelijk is. Het probleem is dat wij goudveil altijd min of meer van bovenaf fotograferen want de plant staat laag en de bloemen liggen in een min of meer horizontaal vlak. Daardoor kun je zelden zien hoe de bladeren rond de stengel staan en daar zit nou net het verschil: bij paarbladig zitten twee blaadjes recht tegenover elkaar aan de stengel. Bij verspreidbladig staan de blaadjes alleen en het volgende blaadje staat wat hoger op de stengel, maar nooit recht er boven: de blaadjes spiralen rond de stengel. Op de foto links paarbladig en rechts verspreidbladig goudveil. Let op de bladeren aan de stengels
Nieuw biotoop
Maar recent heeft men een nieuw biotoop ontdekt waar alleen verspreidbladig goudveil groeit tot nu toe. Verrassend is natuurlijk dat er een nieuw biotoop kan ontstaan: dan zal de mens wel weer aan het rommelen geweest zijn. In dit geval klopt dat zeker want de zogenaamde 'lampenflora' ontstaat als mensen een grot of iets dergelijks gaan verlichten om bijvoorbeeld toeristen rond te leiden. In de praktisch complete duisternis van een diepe grot groeien natuurlijk geen planten. Soms is er dan toch wel leven zoals de beroemde blinde vissen in Mexicaanse grotten, maar die kunnen daar alleen maar overleven als er via rivieren of regenwater organisch materiaal naar binnen komt. Maar als de mensen in een grot lampen opgangen die een flink aantal uren per dag branden voor de toeristen, verandert er natuurlijk van alles. Algen zijn dan meestal de eerste bewoners en dan volgen de mossen en varens. Inmiddels heeft men de eerste bloemplant gevonden in zo'n grot en dat is het verspreidbladig goudveil! Ik geloof niet dat ze er blij mee zijn, want planten horen natuurlijk niet in zo'n toeristengrot.
De steenbreken
In het begin van het artikel zei ik dat we in Nederland twee soorten goudveil hebben en vier soorten steenbreek. De twee soorten goudveil zijn duidelijk, over de vier soorten steenbreek valt te discussiëren. Twee zijn er wel duidelijk: knolsteenbreek en kandelaartje. Knolsteenbreek is niet heel zeldzaam in Brabant en Limburg en kandelaartje is ook niet erg zeldzaam in Zuid-Limburg en in de duinen. Maar de twee andere zijn bokjessteenbreek voor het laatst gezien in 1859 en het Haarlems klokkenspel. Deze laatste is een (ooit gekweekte?) variant van knolsteenbreek die ontsnapt is als stinsenplant en zich op een aantal plaatsen in het noordwesten kan handhaven.
Eigenlijk al onze soorten Saxifragaceae kun je dus in Zuid-Limburg bekijken. Knolsteenbreek is niet echt opvallend, maar die zie nog wel tijdens de bloei. Voor het kandelaartje moet je echt door de knieën en dan vaak ook nog op plaatsen waar je alleen de meest algemene tredplanten verwacht dus tussen straatstenen en dergelijke. Gelukkig kleuren stengel en blad van het kandelaartje vaak rood en dat dan samen met een klein wit bloemetje. Zo heb je nog kans dat het oog er op valt.
Knolsteenbreek is de bekendste vertegenwoordiger van de familie steenbreek
Jan van Dingenen - 2018
Naschrift
Dit artikel is deel een serie waarbij de lezers van De Natuurgids een wilde, inheemse plant mochten kiezen en ik zou dan proberen daar een artikel over te schrijven. Onderstaand de artikelen in deze serie die nu op deze site staan.
- 107. Grondster: plant zonder vaste verblijfplaats
- 108. Wolfskers: mooi, beetje eng en zeer giftig
- 110. Goudveil, bescheiden maar kieskeurig
- 111. Moesdistel, een vriendelijke distel